In het complexe landschap van het Gerechtelijk Wetboek zijn diverse termijnen vastgelegd die cruciaal zijn voor het verloop van juridische procedures. Deze termijnen kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: wachttermijnen en vervaltermijnen.
Wachttermijnen zijn de tijdspannen die moeten verstrijken voordat een rechtshandeling kan plaatsvinden. Een bekend voorbeeld hiervan is de dagvaardingstermijn. Dit is de tijd tussen de betekening van een dagvaarding en de inleidende zitting. Voor verschillende soorten zaken gelden verschillende termijnen.
Vervaltermijnen daarentegen, zijn termijnen waarbinnen een bepaalde rechtshandeling moet worden verricht, anders vervalt het recht om deze handeling uit te voeren. Denk hierbij aan termijnen voor hoger beroep, verzet, of cassatie.
Maar hoe verandert elektronische kennisgeving deze termijnen? Artikel 24 van het wetsontwerp houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen (Ibis) voegt een nieuw element toe aan artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek. Dit artikel regelt de berekening van termijnen die beginnen te lopen vanaf een elektronische kennisgeving.
Volgens deze nieuwe regeling worden termijnen berekend vanaf de eerste dag na ontvangst van het bericht op het gerechtelijk elektronisch adres. Het is echter van essentieel belang dat de geadresseerde het bericht binnen de wettelijk vastgestelde termijn daadwerkelijk opent. Als dit niet gebeurt, wordt de kennisgeving als ongeldig beschouwd en moet men teruggrijpen naar traditionele methoden van kennisgeving.
Met de opkomst van digitalisering verandert de benadering van juridische termijnen aanzienlijk. Hoewel elektronische kennisgeving efficiëntie biedt, brengt het ook de nood voor specifieke procedures met zich mee. Het begrijpen van deze nieuwe regels is van cruciaal belang voor een effectieve juridische praktijk.
Mr. Emilie Javid Milani